Drie maanden ben ik weg geweest, een maand in Rome, een maand in Israel en Egypte, een maand in Nepal. Drie maanden vrij van alles, zonder enige verplichtingen of vastomlijnde plannen. Dit vanuit de wens het leven weer eens een tijdje te mogen ervaren zoals het komt in het moment zelf, in plaats van zoals het via de agenda gepland is in het verleden. De wens om de leegte te ervaren en een ‘witje’ te laten vallen in mijn bestaan, of zoals de Tibettaans Boeddhisten zouden zeggen een kleine ‘bardo’ te maken, een tussenfase, waarin alles weer even open ligt, voordat er een volgende incarnatie plaats vindt.
Die wens werd eigenlijk pas echt werkelijkheid voor mij, in het begin van de tweede maand, toen ik met twee bedoeïnen door de woestijn van de Sinaï liep, op weg naar de berg van Mozes. Voor het eerst liep ik in de woestijn zonder een groep waar ik verantwoordelijkheid voor droeg. En dat was een aanzienlijk andere ervaring dan ik dacht. Nu was er werkelijk geen enkele reden om niet gewoon in het moment te zijn, in de leegte van de woestijn, in de leegte van het zijn. Met een groep erbij kon ik het voor mijzelf altijd nog rechtvaardigen dat ik nog met andere dingen bezig bleef dan die ene stap van het moment; ik had immers mijn taak om inspiratie aan te bieden en iedereen goed te volgen in hun proces!
Gek worden van jezelf
Met al mijn ervaring in meditatie, retraites en intensives, met alles wat ik er over wist, waar ik zelfs anderen in onderwijs, ik werd die eerste dagen helemaal gek van mijzelf. Gek van de onrust in mijn hoofd, dat voortdurende getetter van al die gedachten die onophoudelijk in mij opkwamen. In het bijzonder viel het mij op hoezeer ik verslaafd was aan het plannen maken. Het ene na het andere geweldige idee over de toekomst, dichterbij of verder weg, persoonlijk dan wel werk gerelateerd. Het hield niet op. En ik nam ze zoveel serieuzer dan de herinneringen die omhoog kwamen of de zorgen die zo nu en dan ook de kop opstaken. Van dat vluchten de toekomst in ging voor mij zoveel aantrekkingskracht uit, dat ik het niet gestopt kreeg. En steeds sterker werd mijn verlangen dat eigenlijk ook weer een plan was om ze op enig moment in de toekomst wèl gestopt te krijgen en me alsnog over te kunnen geven. Gek werd ik er van! Uiteindelijk vooral gek van diegene die het vruchteloos probeerde te dwingen allemaal.
In mijn hoofd
Intussen liep ik door een verbazingwekkend landschap van grote schoonheid. Ik zag het wel, maar beleefde er weinig van, zat meer in mijn hoofd dan in de woestijn. En ook dat zag ik wel van mijzelf, maar ook dat kreeg ik niet veranderd. Toen kwamen we aan het einde van de dag ineens, heel verrassend, aan bij een klein hutje met een omheind stukje land, waar een moestuin gehouden werd. De broer van mijn gids woonde hier en leefde van wat de aarde daar met behulp van een kleine bron voort bracht. Hier zouden we de nacht doorbrengen. Uitgeput, niet zozeer van het lopen, maar vooral van de innerlijke strijd die ik geleverd had, zette ik mij voor het hutje neer. In het midden stond een vruchtboom in volle bloesem, een adembenemend gezicht, zo in die totale droogte van het landschap er om heen. Ineens verscheen er een hond. Een armzalig beest waar duidelijk iets mee aan de hand was, zo schichtig en onrustig als hij was. Rusteloos draaide hij rondjes en probeerde zichzelf bij de staart te pakken. Sneller en sneller ging hij, maar wat hij ook deed, zijn staart kreeg hij niet te pakken. Een fascinerend schouwspel dat bruusk werd afgebroken toen een van de mannen hem weg jaagde van het terrein.
Net zo gek als die hond
Met een grote glimlach op mijn gezicht en een intens gevoel van mededogen in mijn hart bleef ik achter. Ik besefte me dat ik net zo gek was als die hond! Ook mij zou het nooit lukken om mijzelf te pakken te krijgen en tot stilstand te brengen. Ik zou ‘ik’ nooit te pakken krijgen en zo tot rust kunnen brengen. Het diepe besef, dat overgave niet iets is wat ik kon doen. Dat ik het misschien kon uitnodigen, maar dat ik het nooit zou kunnen bewerkstelligen. Dat ik het alleen kon laten gebeuren, juist door het op geen enkele manier meer proberen te dwingen. “Uw wil, niet de mijne”. En met dit besef de herinnering aan dat pijnlijke moment in mijn jeugd dat ik zelf als zo’n hond weggejaagd werd toen mijn vriendjes op zeker moment zo genoeg hadden van mijn dominante plannetjes, dat ze mij in de vaart gooiden die voor ons huis lag. Met dank aan die gekke hond, kon ik mijn vriendjes van destijds weer wat meer vergeven.
Toen de plannen mij loslieten
Zo lukte volgende dag het mij mijn plannen steeds meer te laten voor wat ze waren, ook het plan om die plannen nu eindelijk eens los te laten. Eindelijk lieten de plannen mij los! De momenten dat ik kon genieten van wat er was werden intenser en langduriger. En de ontmoetingen, niet alleen met honden, maar ook met de scherpgetande bergjes, een eenzaam boompje hier, een kwetterende vogel daar, een kameel in de verte, de bleke sikkel van de maan aan de steeds blauwer wordende hemel, maar vooral met de leegte van de woestijn zelf, werden krachtiger en betekenisvoller. Langzaam aan werd alleen ‘een met het Al ’ en eenzaam ‘samen met het Een’. De plannen bleven komen, maar ik liet ze meer en meer net zo snel weer gaan. Eindelijk was mijn ‘sabbatical’ begonnen!
2 reacties