Het is zondag en ik ben net terug uit Jordanië, alwaar ik met een groep van mannen 7 dagen door de schitterende woestijn van de Wadi Rum heb getrokken en wij al lopend dichter en dichter bij onze essentie zijn gekomen. De woestijn en de mannen zijn nog dicht bij mij. Ik voel me ongelooflijk ruim en open, mijn geest is rustig, mijn lijf voelt krachtig en ontspannen, mijn hart stroomt over van liefde en dankbaarheid. Alles komt zoveel meer bij mij binnen. Ons prachtige bestaan hier in huis, de geur van de herfst in de tuin, het licht in de ogen van mijn lieve meiden, de zachte vrouwelijke lijnen in het gezicht van mijn vrouw.
De val van de muur
s Avonds op televisie, kijk ik naar de beelden van de val van de muur in Berlijn, 25 jaar geleden, deze avond groots herdacht. Beelden die ik vaker heb gezien, maar mij niet eerder zo diep raakten. Ik zie dat beslissende moment waarop die ‘blunderende’ perschef van het DDR bewind, antwoord gevend op de vraag van een journalist, zegt dat naar zijn weten de grens met ingang van nu open is. Ik zie de enorme vreugde van al die Ossi’s met hun lange haren en hun versleten spijkerbroeken die met open armen en onder luid applaus aan de andere kant van de muur binnen gehaald worden. Ik zie de onafgebroken stoet van Trabantjes, een man die de muur beklimt en triomfantelijk met een houweel begint te hakken, een stuk muur die letterlijk omvergeworpen wordt. Ik kijk er naar en de tranen stromen over mijn gezicht. Wat een prachtig moment is dit toch geweest! Naast het moment dat Mandela werd vrijgelaten, misschien wel het meest indrukwekkende moment uit mijn tijdvak van de geschiedenis.
Die ene eerste
Voor het slapen gaan mijmer ik er nog over na. Niet alleen over de symbolische betekenis van dit beeld, de muur in mijzelf die ik ooit heb laten vallen, de innerlijke muren van mijn mannen daar in de woestijn, die ik de afgelopen week heb zien vallen, de diepe vreugde die mij dat geeft. Maar ook over wat ik één van de journalisten hoorde zeggen over hoe lang het na het bericht van die perschef toch nog duurde voordat de mensen zich daadwerkelijk bij de muur durfden te melden. Één iemand moet de eerste geweest zijn, de eerste Ossi die het durfde te geloven, de eerste die durfde te gaan. De eerste waar iedereen achteraan kwam. Zoals er ook talloze ‘eersten’ geweest zijn, in al die jaren na de bouw van de muur, die zich daar niet bij neer gelegd hebben en er op allerlei manieren voor gezorgd hebben dat hij uiteindelijk is gevallen.
Door de rode zee
Zo voort mijmerend, herinner ik me dat prachtige verhaaltje uit de Joodse traditie over dat moment dat Mozes met zijn volk, opgejaagd door de Farao, aan de rand staat van de rode zee, aan de overkant van daar waar ik zelf de vorige dag nog vertoefde aan het strand in Akaba, Jordanië. In dat verhaaltje wordt verteld dat het niet Mozes was die met zijn staf de zee deed doen splijten, maar dat het één naamloze Jood was die daar aangekomen gewoon doorliep de zee in, gewoon doorliep in het volste vertrouwen dat de God waar hij in geloofde zijn belofte zou nakomen en de zee zou doen splijten! Zonder die ene, wordt gezegd, had Mozes niets voor elkaar gekregen!
Wie onder ons?
Er zijn in onze wereld nog vele innerlijke en uiterlijke muren te slechten. Uitgerekend in Israël bijvoorbeeld, waar niet lang geleden nog zo’n vreselijke muur gebouwd is om de Palestijnen achter weg te houden. Maar ook in ons eigen land, in de organisaties waar wij komen bijvoorbeeld, muren tussen afdelingen, tussen collega’s die elkaar ooit gekwetst hebben, tussen het uitvoerende en het leidinggevende kader dat elkaar niet vertrouwd. Wie zullen daar de eersten zijn die het er niet bij laten zitten? En wat zal ik na deze indrukwekkende, openbrekende reis door de woestijn zelf de komende periode doen als ik tegenover zo’n innerlijke of uiterlijke muur kom te staan? Ik ben benieuwd!
1 reactie