Één van onze leerlingen uit de 3-jarige opleiding, een leidinggevende van een groot accountantskantoor, gaat volgende week met pensioen. Hij had mij gevraagd om op zijn afscheidsreceptie een kleine lezing te houden, liefst over mijn boek, omdat het voor hem de laatste jaren zo’n inspiratiebron was geweest, en hij zijn collega’s en klanten daar graag nog een soort van laatste boodschap in mee wilde geven.
Met enige aarzeling had ik er ‘ja’ op gezegd en gistermiddag in een klassiek zaaltje in het centrum van Epe was het zover. Mijn aarzeling zat hem niet alleen in het feit dat ik niet zo dol ben op recepties, maar vooral in dat gegeven van dat stichtelijke wat er een beetje in zat: wie zit daar nu op te wachten op zo’n moment?
Steeds grotere twijfel
Die aarzeling werd nog groter toen ik op de plek aankwam, de mensen zag, en voelde hoe informeel de sfeer was, hoeveel verbondenheid er was ook. Zijn nog levende maar zeer bejaarde vader en moeder, broers en zussen, kinderen (veel kinderen: de vrouw die naast hem stond was zijn derde vrouw!), kleinkinderen, ze waren er allemaal. En dan hij zelf, als stralend middelpunt, een zeer vitale man nog, waarvan je je niet kan voorstellen dat hij niets gaat zitten doen. Wat gaat er van hem worden, dacht ik, hoe gaat hij nu betekenis geven aan de rest van zijn leven, dat moet nog niet zo gemakkelijk zijn. In zo’n sfeer en tegenover iemand met zo’n opdracht ga ik toch niet een lezing houden over mijn boek?
Over een andere boeg
Zo besloot ik ter plekke om het over een andere boeg te gooien. Ik moest het dichter bij huis houden, en spreken over dat moment, dat moment van afscheid nemen, van loslaten, van achter je laten, van het sterven van een kleine dood, zoals we er zo velen van hebben in ons leven. Dat alles tijdelijk is, alles doorgangshuis is, dat er niets is waar je je aan vast kunt houden. En hoe lastig dat is, hoe je je daar tegen kunt verzetten en je het nieuwe wat op je wacht in de weg kunt zitten, en zelfs om zeep kunt brengen. Omdat de onzekerheid je te groot is, de leegte waar je doorheen moet je te leeg is, de gehechtheid aan het verleden je maar doet blijven omkijken. Daar sprak ik over en dat was fijn, want dat ging over het hier-en-nu van hem en natuurlijk ook van zijn collega’s die hem immers ook moesten laten gaan.
Beleving brengen
Ik sprak daarover en ik dacht: ik wil er niet alleen over spreken, ik wil er ook iets mee doen, iets wat dienstbaar is aan dit moment. En toen ik uitgesproken was, improviseerde ik ter plekke, met enig bibberen en beven, een klein ritueel. Ik vroeg zijn meest nabije collega’s een kring te vormen, liet hem in het centrum staan, en vroeg alle andere aanwezigen een haag te maken waardoor hij naar buiten zou kunnen lopen. De mensen in de kring liet ik hem allemaal een woord teruggeven, een woord over zijn essentie, over datgene in hem wat ze zouden missen. Vervolgens liet ik het stil worden, hem rondraaiend iedereen aankijken. En tenslotte vroeg ik de kring om zich te openen, en liet ik hem door de haag heen naar buiten lopen, voor iedereen buigend, en iedereen voor hem buigend. Het onbekende in. Ervarend hoe dat voor hem was. Een moment alleen in stilte, op zijn eigen feestje, met in de ruimte achter zich iedereen die hem lief was. En in zijn ziel, de nog ongevormde, stille kiem van een nieuw bestaan.
Een rite de passage
Voor hem, voor de meeste aanwezigen, en voor mij zelf ook, een ontroerend moment, waardoor het niet alleen een gezellige receptie werd, maar ook een betekenisvolle ‘rite-de-passage’. Wat was ik blij dat ik mijn oorspronkelijke plan had durven te laten varen en mijn aarzeling serieus had genomen: dit gaf zoveel meer energie en vervulling! Leuk detail bovendien: geen woord gerept over mijn boek, en na afloop nog nooit zoveel boeken verkocht!
8 reacties